In de basis zijn er drie scans waarnaar gekeken wordt bij MS: de T1, de T2/FLAIR en de T1 na gadolineum. De basisscan is de T2/FLAIR. Deze scan toont de bekende “witte vlekken” bij MS. Deze witte plekken zijn littekens van doorgemaakte ontstekingen. Het zegt verder niets over hoe ernstig het geweest is, en het zegt niets over wanneer ze ontstaan zijn. Bij de MRI van het ruggenmerg wordt daarbij vaak gebruik gemaakt van de zogeheten STIR opname.
De tweede scan waarnaar gekeken wordt is de T1. Deze toont meer het beeld van schade of weefselverlies. Sommige witte vlekken die op de T2/FLAIR te zien zijn, kunnen op de T1 als een donkere vlek teruggevonden worden. Deze zogeheten “black holes (of zwarte gaten)” zijn een teken dat het hersenweefsel op die plekken kapot gegaan is . De T1 scan zegt dus iets over schade. Het kan daarbij ook voorkomen dat er veel afwijkingen op de T2/FLAIR gezien worden maar nagenoeg geen op de T1. Dan zijn er blijkbaar in het verleden wel veel ontstekingen geweest maar die hebben relatief weinig sporen nagelaten. Daarnaast kan op de T1 scan gezien worden of er sprake is van atrofie, oftewel het kleiner worden van de hersenen.
Tot slot wordt gekeken naar de T1 na gadolineum. Gadolineum is een soort contrastvloeistof. Het wordt toegediend via een infuus. Op een T1 scan ziet gadolineum er wit uit. In principe is het alleen zichtbaar in bloedvaatjes op de scan. Als er echter een actieve ontsteking is, komt het gadolineum ook in het hersenweefsel terecht Zogeheten “aankleurende” afwijkingen zijn dus een teken van een actieve of recente ontsteking. In de regel wordt veelal aangehouden dat de ontsteking dan ergens in de voorbijgaande zes weken ontstaan is.
bron MS Zorg Nederland